Ds. M. Gilhuis 'Petrus’ bittere tranen'
De Capelse dominee Gilhuis, werkzaam bij Anteszorg, schreef onderstaand artikel voor de site van de protestantse kerk in Capelle a/d IJssel (www.protestantsegemeentecapelle.nl).
Ik word er niet graag aan herinnerd, en ik maak me sterk dat iemand die in mijn schoenen zou staan, dat wel zou willen. Het was een moment waar ik achteraf niet trots op ben. Ik kan wel honderd keer verklaren hoe het gegaan is: de verwarring na de gevangenneming van Jezus. Wat ging er gebeuren? Zouden ze ook achter ons aangaan? Ieder koos zijn weg, ik volgde Jezus op een afstandje. Ik zou hem niet in de steek laten. Maar toen ze mij dreigden te herkennen als zijn vriend werd ik bang. ‘Als ze mij ook pakken, dan zal alles uiteenvallen!’ Bang zei ik dat ik Jezus niet kende. Op dat moment dacht ik niet aan wat hij eens tegen me gezegd had. Bij het krieken van de dag en kraaien van de haan sloeg het in als een mokerslag: daar stond ik, haantje-de-voorste, met mijn grote mond. Een harde les in leiderschap is dat geweest. Ik kon het allemaal nog zo goed bedoeld hebben, ik had niet voorzien hoe ik onder druk en angst zou reageren.
Ongewild ben ik zo een voorbeeld geworden voor veel mensen die Jezus willen volgen en in hun enthousiasme roepen dat ze de wereld aankunnen. Voordat je het weet vraag je meer van jezelf dan je denkt.
Matteüs, Lukas, Markus en later Johannes hebben mijn verhaal knap opgeschreven. Het is confronterend en mooi tegelijk. Ze schrijven allen dat ik Jezus heb laten zitten. De eerste drie schrijven dat aan één stuk tot aan het moment dat ik huil (Markus 14: 72), sterker nog, bittere tranen laat (Matteüs 26: 75 en Lukas 22: 62). Ja, het was om te huilen, om bitter te wenen. Ik zakte door de grond, directe spijt, verdriet. Kon ik maar terug in de tijd. Ik ben heel diep gegaan en niet op eigen kracht eruit gekomen. Het was door de liefde van Jezus en van de anderen dat ik weer kon opstaan. Zij namen me weer op in hun midden en lieten toe dat ik de leiding nam. Alsof ze wisten dat door mijn ervaring ik een leider zou worden met oog voor de nood en kwetsbaarheid van mensen. Johannes heeft dit aspect mooi beschreven. Hij heeft zijn en mijn verhaal verweven. Stap voor stap bouwt hij de spanning op zonder mijn moment van spijt, de tranen, te benoemen (Johannes 18:15-27). Johannes wacht tot het moment dat we Jezus ontmoeten aan de oevers van het meer, een ontmoeting met de Opgestane. Johannes vertelt hoe Jezus mij de pijn laat doorvoelen die hij gevoeld heeft toen ik zei hem niet te kennen, terwijl ik hem juist zo lief had. Drie keer beleed ik mijn liefde voor hem, pas toen was ik in ere hersteld. Scherper had ik het niet kunnen neerzetten. Ja, het was een ervaring voor het leven. Jezus heeft me gevormd, zijn liefde heeft me gedragen.’